Na een groeiende geldhoeveelheid, krimpende geldhoeveelheid
Na een groeiende geldhoeveelheid, krimpende geldhoeveelheid
We beperken ons in dit schrijven tot de kern van de problematiek. Na een groeiende geldhoeveelheid volgt een krimpende geldhoeveelheid. Met het uitzetten van een lening wordt geld gecreëerd; er ontstaat een lening én een tegoed, met het aflossen van een lening verdwijnt er geld; er verdwijnt een lening én een tegoed. Vanuit deze kern zijn bij enig begrip de verdere ontwikkelingen logisch af te leiden. Gedurende de ca. vierhonderd jaar dat we dit geldsysteem toepassen herkennen we perioden waarbij de geldhoeveelheid groeit; deelnemers nemen meer leningen op dan ze aflossen en perioden waarbij de geldhoeveelheid krimpt; deelnemers lossen meer leningen af dan ze opnemen. Voor het begrip wordt hierna de laatste periode van groeiende geldhoeveelheid beschreven. Deze periode volgde op de jaren ’30 van voorgaande eeuw, een tijd die zich kenmerkte door een krimpende geldhoeveelheid; deelnemers losten meer leningen af dan ze opnamen. Zoals reeds opgemerkt was die wereldcrisis ook niet af te wenden, enkel uit te stellen zoals aangetoond gaat worden aan de hand van de structuur van het door ons toegepaste geldsysteem.
Gedurende de laatste 60 jaar nemen uitstaande leningen weer toe en groeit de geldhoeveelheid. Banken worden in deze periode ook steeds groter en machtiger, wat een logische, niet te voorkomen ontwikkeling is gezien de noodzakelijke toename van uitstaande leningen. Tijdens iedere recessie van de laatste 60-jarige periode heeft het systeem zich ‘uit de recessie kunnen lenen’. Door een voldoende toename van de uitstaande leningen, nam de geldhoeveelheid weer voldoende toe, het gros van alle deelnemers “kon blijven betalen” waardoor het bestaansrecht voor het totale systeem weer langer gewaarborgd bleef. Op het keerpunt waar we ons sinds de zomer van 2007 bevinden groeien nieuwe leningen in onvoldoende mate terwijl de aflossingen van oude leningen doorgaan, of tenminste door zouden moeten gaan (vorige keer was dat mondiaal eind jaren ’20 van de vorige eeuw het geval; vanaf medio 1928 begonnen de nieuwe leningen te stagneren). de totale som van uitstaande leningen in het systeem neemt minder sterk toe en de geldhoeveelheid groeit onvoldoende. Hierdoor ontstaat bij een grote groep deelnemers een tekort aan geld. Deelnemers moeten dus op grotere schaal activa (waar vaak leningen op gebaseerd zijn) gaan verkopen waardoor deze in waarde gaan dalen en het aantal transacties afneemt. Belangrijker en essentieel in dit verhaal is het inzicht dat de som van nieuwe leningen op deze transacties dus ook afneemt, waardoor in de volgende periode de groei van de geldhoeveelheid verder stagneert of zelfs negatief (krimpende geldhoeveelheid) wordt; er wordt immers minder geld gecreëerd dan in de voorgaande periode terwijl er door noodzakelijke aflossing wel geld verdwijnt. Het gevolg hiervan is een nog grotere toename van liquiditeitsproblemen binnen het systeem. De verkoopdruk neemt verder toe en de prijzen zullen nog meer gaan dalen, de nieuwe leningen op deze onderpanden zullen wederom verder dalen, etc. etc. De, vanwege de kenmerkende pyramidestructuur van dit geldsysteem, niet de voorkomen negatieve spiraal is onafwendbaar. Gezien de huidige waardering van activa, de hoeveelheid aan uitstaande leningen en de relatief lage rente hebben we nagenoeg de technische grens van een groeiende geldhoeveelheid bereikt. Uitstellen kan enkel door de som van uitstaande leningen in voldoende mate te vergroten. Het oplopen van de staatsschulden wereldwijd zal waarschijnlijk de laatste stuiptrekking zijn. De mogelijkheid om nog in voldoende mate nieuwe leningen uit te geven teneinde de geldhoeveelheid voldoende te laten groeien zoals bij eerdere naoorlogse recessies nog wel mogelijk was, dient zich nu dan ook niet meer aan, hoe langer we in de periode van toenemende geldhoeveelheid zitten, hoe instabieler het systeem door de ook noodzakelijk oplopende leningen nu eenmaal wordt. De economie trekt dan structureel ook niet meer aan voordat we een nagenoeg complete sanering van schulden hebben ondergaan. De geldgroei stopt immers; er worden meer leningen afgelost dan nieuwe uitgezet. Huizenprijzen en aandelenkoersen zullen door de toenemende verkoopdruk structureel blijven dalen omdat de hoeveelheid en hoogtes van nieuwe leningen af blijft nemen wat op veel plaatsen in de economie letterlijk een tekort aan geld geeft.
Schrijver: Frans Houbraken